de gebroeders Bemelmans ( Heemkunde 1999)

l De vijfpriester-broers Bemelmans Het was in vroegere jaren gebruikelijk, dat een van de zonen het priesterschap op zich nam, of dat een van de dochters uit hetzelfde gezin in het klooster trad. Maar dat er uit één gezin (met tien kinderen) maar liefst vijf broers zich tot het priesterambt geroepen voelden, is naar mijn mening, toch wel uniek te noemen. Een gezin met vijf priesters, dit bijrondere feit, verdient toch wel enige aandacht. Het gezin Op 23 oktober 1855 werd Jan Theodoor Eernelmans te Bingelrade geboren. Zijn ouders waren Jan Mathijs Bemelmans, van beroep landbouwer en Maria Catharina Bogie. Na de lagere school ging Jan Theodoor als 14-jarige knaap op 10 oktober 1869 naar een kostschool te Sittard. Maar hij keerde op 1 april 1871 al weer huiswaarts om zijn ouders te kunnen helpen op de boerderij. Jan Theodoor huwde op 19 januari 1879 te Bingelrade met Hubercina Theodora Cremers. Hij leerde Hubertina kennen, omdat hij als landbouwersknecht in dienst was op de boerderij van haar vader. Hubertina Theodora werd geboren op 7 juni 1854 te Bingelrade als dochter van landbouwer Jan Willem Cremers en Anna Mechtilde Schoffelen. Na hun huwelijk gingen zij wonen in het ouderlijk huis van de familie Hemelmans aan de Dorpstraat Jan Theodoor nam het boerenbedrijf over van zijn moeder, nadat zijn vader overleden was op 13 juli 1871. Zijn moeder bleef bij hem inwonen tot haar dood op 14 augustus 1904. Verder was hij zeer actief in de politiek. Zo was hij van 1890 tot 1935 raadslid en tevens van 1899 tot 1903 en van 1929 tot 1935 wethouder. Bovendien was hij van 1907 ti m 1910 kerkmeester van de parochie St. Lambertus. Jan Theodoor Eernelmans overleed op bijna 81-jarige leeftijd, op 26 januari 1936, te Bingelrade en werd op 29 januari aldaar begraven. Zijn echtgenote Hubertina Theodora Cremers overleed 10 jaar eerder, op 18 mei 1926, eveneens te Bingelrade op 72- jarige leeftijd. Zij werd op 21 mei 1926 aldaar begraven. Het is verwonderlijk dat het echtpaar Bemelmans-Cremers de fmanciële middelen kon opbrengen om hun zonen voor het priesterschap te laten studeren. Wetende dat rond 1870 in deze streek een enorme landbouwcrisis heerste, waardoor tal van boeren en landarbeiders werden getroffen. In 1899 was nog 44 °/o van de totale Limburgse bevolking in de landbouw werkzaam. Alternatieve ( = andere) werkgelegenheid was er bijna niet, behalve in de grote industriecentra. Deze waren in !v1aastricht, in het Roergebied (staalwerk) en Aken (steenbakovens) en in Luik (staalwerk). Ook mogen we aannemen dat heeroom Franciscus Xaverius Cremers (broer van Hubercina Theodora) enige invloed heeft gehad op het priesterschap van de vijf broers. Verder genootJan Theodoor enig aanzien in het dorp, hetgeen blijkt uit zijn openbare functies als: raadslid, wethouder en kerkmeester. 85

RkJQdWJsaXNoZXIy NTAwNw==